Allergie of Atopie?
Een gezond dierenlichaam maakt alleen antistoffen aan tegen ziekmakende indringers. Bij een allergie maakt het lichaam antistoffen aan tegen stoffen waarbij dat niet zou moeten.
Voorbeelden zijn eiwitten uit de voeding, bepaalde materialen (bijvoorbeeld metaal of vlooien) of ingeademde stoffen (bijv. huisstof). Wanneer een dier allergisch reageert op omgevingsstoffen die via de lucht of het maag/darmkanaal het lichaam binnenkomen dan spreken we van atopie. Stuifmeel, pollen of mijt zijn hier voorbeelden van. Tot slot kan een dier ook lichaamseigen stoffen als 'vreemd' aanzien en deze te lijf gaan. In dit geval spreken we van een auto-immuunziekte.
Allergie of atopie zijn vaak moeilijk vast te stellen en als het wordt vastgesteld is de behandeling ervan vaak even lastig. Gekozen wordt vaak voor:
- Vermijden van het allergeen: bijvoorbeeld door bepaalde eiwitten of materialen te vermijden. Voor contact- en voedingsallergieën werkt het vermijden van het ziekmakende allergeen vaak goed. Bij andere vormen van allergie of atopie is het vermijden van het allergeen lastiger, zoals bij allergie voor huisstofmijt, vlooien of pollen.
- Desensibilisatie: het injecteren van het allergeen in het dier om het lichaam minder gevoelig te maken voor dit allergeen. Dit heeft in 70% van de gevallen kans op positief resultaat.
- Inzet van corticosteroïden of cyclosporinen (prednison). In sommige heftige gevallen kunnen dit soort medicijnen uitkomst bieden. Wel op korte termijn en enkel om een aandoening snel draagbaar te maken voor het dier. Op lange termijn hebben ze een schadelijke uitwerking op het lichaam. Wanneer ze blijvend worden gegeven richten ze schade aan in het lichaam (bijvoorbeeld aan de nieren) en verstoren ze de bloedsuikerspiegel, de weerstand en de hormoonhuishouding. Ook lossen corticosteroïden het probleem niet op, ze reduceren alleen de klachten. Wanneer gestopt wordt met het geven van cortico’s keren de klachten vaak terug.